Deel 100: oktober2020

Goed bezig!

 

De beginperiode van de “intelligente loc down” was voor  véél Nederlanders maar een moeilijke tijd. Je zat opgesloten, kon niks, mocht niks en kon eigenlijk nergens naar toe. Daar kwam de opdracht “werk vooral thuis” nog bij en als men zich niet goed voelde moest men zich vooral ook thuis vermaken in een soort quarantaine. Wat was het dan prettig om thuis te moeten zijn in een relatief grote tuin met hier en daar Aviornisvogels in hun verblijven en/of ander pluimvee. Afleiding genoeg.

 

Ik heb in die tijd vaak genoeg gedacht aan landgenoten, die toen niet zo vrij konden bewegen en het moesten doen met bijvoorbeeld een niet al te grote woning in een binnenstad op drie hoog met slechts een klein Frans balkon. Of erger, ergens op een flat! Toen later de uitgevaardigde maatregelen door het kabinet langzaam werden versoepeld werd het voor dergelijke bewoners allemaal wat ruimer. Men kon er eens even uit. Het weer veranderde, het werd langzaam warmer, dus men kon even de hort op! Maar toen ging het gelijk al weer fout, omdat iedereen er op hetzelfde moment op dezelfde manier net zo over dacht. Aantrekkelijke gebieden, zoals o.a. het strand liepen helemaal vol!

 

Een overvol strand was dan nog tot daar aan toe, de topdrukte op de parkeerplaatsen liep echter helemaal uit de hand vanwege het niet meer of niet goed handhaven van de 150 cm. richtlijn. Waar al die mensen, die, toen het wat ruimer werd, vooral blij mee waren, was het feit dat ze zich eens even konden terugtrekken in de natuur. Even uit de hectische, benauwende wereld, even buiten in de natuur tot rust komen. Precies daar wil ik nu met u naar toe.

 

Aviornis leden hoeven niet zo nodig de natuur in te trekken om even tot rust te komen, dat kunnen ze ook wel op het eigen terrein. Tenminste, als dat van een wat grotere proportie is. Misschien kom je ook wel helemaal in rustige sferen als je slechts een tuinoppervlak hebt van 3 meter breed en 10 meter lang met een paar volières, gevuld met een paar grote en kleine hoenderachtigen en wat mooie rustige tropische duiven. Maar dat is voor een ieder weer anders natuurlijk.

 

We gaan nu nog een stapje verder in de natuurbeleving in eigen tuin. Daarbij neem ik voor het gemak, onze eigen als voorbeeld. Heb je dan een vijver met wat uitheemse watervogels, her en der een nachthok voor gedomesticeerde loslopende hoenders en vrij vliegende eveneens gedomesticeerde duiven, dan doe je het goed. Tenminste, dat hangt er van af van welke kant je het bekijkt. Diersoorten in deze categorie, niet overdekte verblijven, trekken met gemak ook andere, vrijlevende soorten aan. Zo haal je heel eenvoudig “de Natuur” naar je toe. Het kwartje kan dan wel naar twee kanten omvallen.

Gespuis, als ratten, muizen en met in hun kielzog ook bunzing, steenmarter. Vliegende rovers als kraai, sperwer en havik zijn soms ook wel eens van de partij. In de tijd, toen ik nog hartgrondig en voortdurend bezig was om watervogelsoorten in buitenverblijven groot te krijgen, waren de soorten, beschreven onder gespuis, zeer regelmatig een flinke domper. Dan brak de kweek je weer bij handen af en had je er een teleurstelling bij!

 

Dat zijn dan de negatieve natuurlijke aspecten, maar het is wel nog steeds “de Natuur”. De positieve aspecten zijn, wanneer je  in de open lucht het pluimvee voert, er ook andere vogels op af komen. Er is immers altijd wel wat te halen voor, mussen en vinken, Turkse tortels, kauwtjes en af en toe een verdwaalde houtduif en/of holenduif. Daarnaast is het haast onomkoombaar dat er, vooral in de winter-,en voorjaarsmaanden wilde eenden in vijver landen. Zij komen dan letterlijk, eenmaal gewend aan de verzorger met zijn voederregiem, gewoon heel simpel letterlijk een graantje meepikken. Het is, als je er van houdt, natuurlijk een komisch gezicht als er enige tijd vóór de voederronde een tiental of meer mussen op het dak of de schutting zitten te wachten. (Ze halen je gewoon op, ze gaan je vóór.) Ook zijn er altijd wel een paar Turkse tortels in de buurt, op de schoorsteen of in de omringende bomen, om zodra er voer wordt gestrooid, zij hier ook van kunnen gaan mee-eten.

 

Het zijn, als je goed beschouwd, eigenlijk allemaal ongenode gasten en uiteindelijk allemaal mee-eters. Je hebt ze op de kost, je hebt ze er bij. Maar je doet iets goed, je haalt “de Natuur” dichterbij. Voor die andere ongenode gasten, zijnde de roversbende,  geldt dat natuurlijk ook, maar die ben je liever kwijt dan rijk. Gelukkig zijn er allerhande middelen voor om daar dan weer vanaf te komen.

Resumerend: als Aviornislid met vogels in een niet overdekt verblijf doe je het altijd goed! Het geheel van verzorgen en er zo nu en dan naar te gaan zitten kijken geeft al rust. Daarnaast trekt het dus ook nog “de Natuur” wat dichter bij. Dat geeft ook een andere kijk op de zaak en bovenal rust. Kortom: mooi toch? En goed bezig!

 

Bart Smit.

 

NB. Veertjes is een regelmatige bijdrage op de website van Aviornis Nederland. De column geeft niet noodzakelijk de officiële mening van Aviornis weer.