Historie van siervogelhouderij in Nederland

Met dank aan de bijdragen van Gerald Postma

De vogelliefhebberij kent in Nederland al een lange geschiedenis. We hebben een aantal opmerkelijke personages, feiten en jaartallen voor u op een rijtje gezet. 

Amsterdamse stadszwanen

Zwanen waren in de middeleeuwen edel wild en het houden van zwanen was een van de rechten van de adel. In 1529 nam Amsterdam de ambachtsheerlijkheden Nieuwer-Amstel en Sloten over van jonkheer Reinout van Brederode. De stad verwierf toen de heerlijke rechten die daarbij hoorden, inclusief het recht om zwanen te houden. De trotse, hagelwitte waterdieren in de singels waren een sieraad voor de stad.

Lees meer in het stadsarchief van Amsterdam.

Melchior d'Hondecoeter

"Het drijvende veertje"

Melchior d'Hondecoeter (1636-1695) was een Nederlands kunstschilder die zich specialiseerde in afbeeldingen van vogels, vooral pluimvee en exotische vogels. Niet alleen ganzen (rotgans, nijlgans en roodhalsgans), eenden, duif en pauw, maar ook de kroonkraanvogel, saruskraanvogel, kleine geelkuifkaketoe en agaporniden bevolken Hondecoeters schilderijen. Bekend zijn onder andere zijn meesterwerken "'Het drijvende veertje" en "De menagerie". Op de schilderijen is goed te zien welke vogels men in de 17e eeuw al als parkvogel hield.

Jan Westerhof (Blaauw Jan)

Klik voor een vergroting
Prentverbeelding

Dierentuintje
Aan het eind van de 18de eeuw begon Jan Westerhof, bijgenaamd Blaauw Jan, bij zijn herberg aan de Kloveniersburgwal een menagerie. Eerst waren daar alleen vogels te zien, maar de menagerie groeide uit tot een echt dierentuintje. Naast papegaaien en andere vreemde vogels, waren er leeuwen, tijgers, panters en bavianen – en bijzondere mensen.

Reclame uit 1751
In de “uitlegging deezer prentverbeelding” onder de prent staat dat er bij Blaauw Jan te veel dieren zijn om allemaal af te beelden, maar iedereen kan "dagelyks de Plaatse zelve bezigtigen".

Wilde dieren in Amsterdam
Vanaf de 18de eeuw waren er regelmatig beesten uit verre landen te zien in Amsterdam. De dieren kwamen op de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar Amsterdam. Totdat ze verkocht werden, kon het publiek ze op de werf van de VOC bewonderen.

Vogels kweken was er in deze tijd nog niet bij...

Lees meer in het stadsarchief van Amsterdam.

Rijke burgers

Vooral in de negentiende eeuw nam het houden van siervogels een grote vlucht. Er bestond veel belangstelling voor de levende natuur en ontdekkingsreizigers gingen de hele wereld over. Ze brachten van hun reizen regelmatig levende vogels mee, die hun weg vonden naar de tuinen van rijke burgers. Zo is uiteindelijk dierenpark Artis ontstaan, als initiatief van een aantal vermogende burgers. In de twintigste eeuw is met de komst van broedmachines en betere voeders, het houden van parkvogels 'gedemocratiseerd', omdat door het succesvol kweken de prijs daalde en ook de gewone man mooie vogels kon gaan houden.

Frans Ernst Blaauw

Klik voor een vergroting
Frans Ernst Blaauw op zijn Landgoed Gooilust.

Een van de pioniers op het gebied van sierwatervogels in Nederland was Frans Ernst Blaauw (geen familie van bovenstaande Blaauw Jan). Blaauw (1860-1934) was een grote verzamelaar van exotische planten en dieren in zijn park Gooilust ("Het bos van Blaauw") te 's Graveland. Hij was de eerste die kweekte met Keizerganzen en in zijn tijd een van de weinige die kweekte met Trompetzwanen en diverse soorten kraanvogels. Blaauw was destijds ook bijzonder trots op zijn Witstaartgnoes en andere hoefdieren. Na zijn dood in 1934 kreeg het Natuurhistorisch Museum in Leiden zijn gehele collectie opgezette dieren. Er zijn in Naturalis Jufferkraanvogels aanwezig in alle stadia van het groeiproces.

In 1927 schreef Blaauw het boek Op zoek naar dieren en planten in Britsch Oost-Afrika. Het voorwoord is gedateerd: "Gooilust", April 1927
In het voorwoord wordt de nadruk gelegd op het feit dat Blaauw dieren wil bestuderen zoals ze zijn: levend! Er werden op zijn zoektocht geen dieren gedood uitsluitend om ze te bestuderen. Dit laatste was zelfs zo gewoon in die dagen dat Blaauw in zijn voorwoord zich verontschuldigd voor de afwezigheid van "heldendaden"  van "zwaargewapenden, die van hun onweerstaanbare technische hulpmiddelen gebruik maken om een weerloos dier te besluipen en dood te schieten of te verwonden". Blaauw zegt dan ook dit boek geschreven te hebben "voor hen, die in staat zijn de ongeschonden schepping te bewonderen en te genieten van de ongeevenaarde pracht, die Afrika [...] op dit gebied te zien geeft".

Het Woerdens Weekblad vermeld op 21 december 1932:
(…) In de eerste acte bracht de film ons in de buitenplaats van den heer Blauw te ’s Gravenland. Een prachtig dierenpark in Nederland. In de groote vijvers zagen wij de kraanvogels, zwanen, enz. Schitterend waren de natuurtafereelen in deze acte. Aan ons oog trok voorts voorbij het leven van de kangoeroe met jongen, de antilopen, bisons, lama’s; verder vele tafereelen uit de vogelwereld. (…)

In Vogelencyclopedie voor de vogelliefhebber (1968), samengesteld door A. Rutgers, worden nog enkele andere wapenfeiten van Blaauw genoemd:

  • Ross' gans
    Het schijnt dat de heer Blaauw op Gooilust de eerste broedresultaten met deze ganzen heeft behaald in 1900. Hij zegt hierover; '...Het nest bestond uit een eenvoudig kuiltje, bekleed met wat gras, zoals gebruikelijk is bij ganzen (...) Tot mijn grote verbazing bleken de jongen al op 21 juni te zijn uitgekomen, dus na een broedtijd van slechts eenentwintig dagen...' .
  • Keizergans
    Pas in 1908 kwamen de eerste paartjes naar dierentuinen in Londen en Berlijn, maar het was weer Blaauw, die in 1914 op Gooilust de eerste broedresultaten behaalde.
    De eerste keer liet hij de eieren door een kip uitbroeden, een jaar later liet hij de ganzen zelf broeden.
  • Andes gans
    Al in 1871 kwamen deze ganzen in de Londense dierentuin, maar het duurde tot 1915 voordat het eerste broedresultaat werd behaald. Nadien had ook Blaauw op Gooilust goede broedresultaten en tal van paartjes vonden van daaruit hunweg naar liefhebbers over de gehele wereld.
  • Roodkopgans
    Blaauw heeft er op Gooilust grote aantallen van gefokt, die naar verschillende landen zijn verhuisd, zodat aangenomen werd dat vrijwel alle exemplaren, die zich voor de laatste wereldoorlog in collecties bevonden van zijn paartje afstamden.

Verder zijn er nog wat van dergelijke fragmenten te lezen over de Grijskopgans, Blauwvleugelgans, Roodschoudertaling (Halsbandtaling genoemd in het verouderde boek) en Manengans.