04-05-13

 

Verslag Aviornis reis naar Andalusië in Spanje

 

Tekst: Helmie Cornelissen    Foto's: Janna en Jaap Korten

Op een ongewoon koude maandag, 11 maart 2013, vertrokken er 41 deelnemers, Aviornisleden en partners, vanaf vliegveld Weeze naar Andalusië voor een 6 daagse vogel/cultuurreis.
Deze reis was georganiseerd door regio Midden-Nederland en Nijmegen.
Het was een heerlijke gedachte om het winterse Nederland voor de duur van 6 dagen te kunnen verruilen voor het altijd warmere Spanje.
De vertrektijd voor vlucht HV 6705 stond gepland voor 7.30 uur, maar door de sneeuw en een technische storing werd het vertrek uitgesteld tot 9.00 uur. Na 2,5 uur landde het toestel eindelijk op vliegveld Malaga, waar een bus klaar stond om ons 6 dagen naar de mooiste plekjes te vervoeren.

De eerste bestemming van de reis was een bezoek aan de Laguna van Fuente de Piedra.
Het Fuente de Piedra natuurreservaat beslaat 1.300 hectare en is een thuis voor verschillende vogelsoorten, maar de onbetwistbare koning van allemaal is de grote flamingo. De vogels zitten op het eiland Senrra, in het midden van de lagune, die 18 kilometer in omtrek meet.
De grote flamingo's komen uit het hele Middellandse Zeegebied en de Noord Afrikaanse kust hier naar toe, om  in gunstige jaren te broeden.
Bijna elk jaar, als er tenminste voldoende water in de lagune blijft staan, verandert het eiland, dat er 's winters verlaten bij ligt, als bij toverslag van kleur. De bruine aardetinten gaan in het voorjaar over in roze, wanneer de volwassen flamingo's arriveren en later in donkergrijs, als de kleine kuikens geboren  worden. De lagune ondergaat een heuse metamorfose.
Tijdens ons bezoek waren de grote groepen flamingo’s helaas nog niet gearriveerd  vanwege het te koude voorjaar.
Fuente de Piedra ligt in het noorden van de provincie Málaga, maar strategisch gezien precies in het midden van Andalusië. Dit betekent dat de volwassen flamingo's, die in de schemering op zoek gaan naar voedsel, in een nacht vliegen naar de Marismas del Odiel Wetlands in de provincie Huelva, Doñana en de zoutvlakten in de provincie Cádiz kunnen bereiken.
Maar behalve flamingo’s huizen hier tientallen andere trek en broedvogels. We zagen veel slobeenden, kluten, steltkluten, grutto’s en andere waadvogels.

Na het bezoek aan dit prachtige gebied stond er nog een bezoek aan de Dolmen grotten van Antequerra op het programma, maar door de vertraging die we in de ochtend hadden opgelopen werd er besloten om dit door te schuiven naar een andere dag en gingen we op weg naar het hotel.

Hotel  Finca Eslava is gevestigd in een verbouwd 18e-eeuws landhuis, net buiten Antequera. Het is een traditioneel Spaans hotel met veel houten balken en een prachtige balustrade in het midden. 
Voor het diner was het gezellig in de typisch Spaanse bar. Na het diner gingen sommigen daar nog mee door, de meesten zochten de rust op, want de volgende ochtend stond het vertrek alweer om 8.00 uur gepland.

Op dinsdag 12 maart was de Spaanse lucht alles behalve zonnig en het zag er dan ook naar uit dat we die dag veel regen konden verwachten.
Er stonden veel bezichtigingen op het programma, maar in overleg met de Nederlands sprekende Spaanse gids, die we die dag tot onze beschikking hadden, werd het programma  aangepast en vertrokken we met een korte stop in het Witte Dorp Setenil naar de historische stad Ronda.
De rivier Guadalevin splitst het stadje in tweeën en heeft een diepe kloof uitgesneden, die bekend staat als Tajo de Ronda, waaroverheen de drie beroemde bruggen van Ronda zijn gebouwd. (Puente Nuevo - Nieuwe Brug,  Puente Viejo - Oude brug, Puente Arobe - Moorse brug)
Naast de bekende bruggen staat de oudst nog bestaande stierenvechterarena  “ Plaza de Toros”  in Ronda.
Zowel Ernest Hemingway als Orson Welles woonden jarenlang in Ronda en beschreven de schoonheid van het gebied.
De gids liet ons de mooiste en bekende plekjes zien, waaronder een bezoek aan de Casa Don Bosco, met schitterende patiotuin met veel mozaïek en uitzicht over de rivierkloof. Maar de regen was toch een spelbreker en uiteindelijk zijn we een lekker restaurant op gaan zoeken waar we ons te goed hebben gedaan aan een warme soep en tapas.
Na deze heerlijke lunch was iedereen weer warm en opgedroogd en kregen we nog een rondleiding in de  “Plaza de Toros”, waarna we vertrokken richting Sierra de Grazalema.
De Sierra de Grazalema, met een oppervlakte van ruim 51.000 hectare, is het oudste beschermde natuurgebied in het noorden van de provincies Cadiz en Malaga van Andalusië, dat door de Unesco als biosfeerreservaat erkend is. Het is een beboste bergketen met een hoogte die varieert van 250 m tot 1.650 m en is het gebied  met de meeste neerslag van Spanje, meer dan 2.200 mm neerslag per jaar. Voor ons op deze dag niet fijn, maar doordat er overal water stond zagen we veel vogels.
In de plassen verbleven koereigertjes en steltlopers.
Soms een verdwaalde flamingo. Ook herbergt het natuurgebied een grote kolonie van de Griffon gier.

Door het slechte weer was het onmogelijk om onderweg een stop te maken en er werd besloten om alvast naar ons laatste adres te vertrekken.
Vanwege de modderige weg naar de olijfoliemolen “Oleum Viride” op de heuvel werden wij met SUV’s opgehaald en er naar toe gebracht.
De eigenaar Luis Lucero was zelf niet aanwezig, maar wij werden hartelijk verwelkomt door de medewerkers. 
Deze molen is een van de weinige “olijfolie fabrieken” in de omgeving van Zahara de la Sierra, waar men olie kan laten persen uit eigen olijven. Daarnaast is deze molen leverancier van hoog kwalitatieve biologische olijfolie.
Na een rondleiding en uitleg over de verwerking van olijf tot olijfolie stonden er tapas voor ons klaar, zoals de ham uit Jambugo en Trevelez, chorizo, bloedworst, kaas, olijven en nog veel meer heerlijks. Daarnaast werd er een wijn uit de omgeving van de molen geserveerd. Wij hebben ons met veel plezier te goed gedaan en genoten van deze overheerlijke producten. Bij vertrek hebben wij de medewerkers van Oleum Viride dan ook hartelijk bedankt en vertrokken naar ons hotel “Vereda Real” bij Sevilla, waar men na het diner weer de kamer opzocht want de volgende dag was het vertrek om 7.30 uur.

Op woensdag 13 maart is het weer vroeg op, maar er stond dan ook van alles op het programma.
Als eerste een bezoek aan Centro de Cria de Aves Esteparias, een kweekcentrum voor steppevogels, in Sanlucar de Barrameda.  Alejandro Perez Gutierrez is in 1970 begonnen met een project om steppevogels te kweken in gevangenschap. In de loop der jaren heeft hij veel expertise verworven ten aanzien van de kunstmatige kweek.
Meer dan 40 jaar ervaring  en hard werken heeft gemaakt dat hij met zijn bedrijf nu de enige fokker van Iberische steppe vogels ter wereld is. Een van de belangrijkste doelstellingen die hij heeft nagestreefd is om een belangrijke gen bank te selecteren voor een natuurlijke dekking van broedparen.  Wij werden in twee groepjes rondgeleid door Alejandro en mede-eigenaar Antonio. Tijdens de bezichtiging zagen we veel soorten kroonduiven, trappen en grielen.
Alejandro gaf ons ook nog uitleg over de manier waarop kunstmatige inseminatie plaatsvindt, want dat maakt dit bedrijf zo speciaal. Aan de andere kant van de rivier ligt Doñana en vandaar uit kwam een groep grote flamingo’s overvliegen.
Tot slot maakten we kennis met de Spaanse gastvrijheid en kregen we heerlijke tapas hapjes en manzanilla wijn aangeboden. Na afscheid genomen te hebben vertrokken we naar Sevilla.
Ondertussen had het weer zich getransformeerd tot het heerlijke Spaanse weer en waar we maar konden probeerden we wat zonnestraaltjes mee te pikken.

Voor Sevilla stond een stadsrondleiding op het programma, maar er was iets niet helemaal goed gegaan in de afspraken met het Spaanse reisbureau. De gids die klaar stond had andere instructies gekregen, maar uiteindelijk zijn we er wel uitgekomen. Zij leidde ons rond door de prachtige stad.
De indrukwekkende kathedraal manifesteert het beeld van het centrum en alles lijkt hier rondom gesitueerd.
We hebben een bezoek gebracht aan het schitterende Arabische  El Alcazar Paleis met de grote paleistuin.
Om haar schoonheid is het Alcazar in de afgelopen eeuwen verkozen als residentie van vele koninklijkheden.
Ook nu is het de residentie van zijne majesteit Koning Juan Carlos wanneer hij in Sevilla op bezoek is.

Als laatste stond een bezoek aan het Museo del Baile Flamenco op het programma.
Het flamencomuseum bevindt zich in een typisch Seviliaans paleis uit de achttiende eeuw. Het is het eerste en het enige museum in de wereld dat zich bezig houdt met flamencodans en het heeft ook een eigen Flamencodansschool met Cristina Hoyos als eigenaar. Zij is een wereldberoemde Flamencodanseres.
Hier worden ook voorstellingen gegeven en wij hebben er een bij mogen wonen. Dit was een adembenemende ervaring, het was een uitvoering van hoge klasse.
Na een prachtige dag vertrekken we rond 21.00 uur richting hotel.

Donderdag 14 maart.  We konden een uurtje langer slapen want om 9.00 uur stond het vertrek naar het privé vogelreservaat Cañada de los Pajaros gepland. Dit park is het resultaat van de transformatie van een voormalige grindgroeve naar een wetland met een hoge biodiversiteit.
Het park heeft als doelstelling het fokken in gevangenschap van bedreigde vogelsoorten voor herintroductie in hun natuurlijke habitat, milieueducatie en gedragsonderzoek.
Daar is het enige broedprogramma in Europa voor de knobbelmeerkoet. Maar voor ons was er veel meer te genieten. Aan de prachtig blauwe lucht waren constant ooievaars te zien die in de bomen van het park hun nesten bouwden. Verder lepelaars, kraanvogels, koereigers, het vloog af en aan.
Na 2,5 uur moesten we dit park verlaten en we vertrokken naar de dierentuin Mundo Park. Dit 12 hectare grote park heeft naast de dieren een botanische cactus tuin. Het park was nog niet helemaal klaar voor het seizoen en was dus niet echt voorbereid op een grote groep mensen. Maar ze hebben hun best gedaan en de directeur van het park, Juan Luis Malpartida, bood ons als extra een roofvogelshow en paardenshow aan. Dit was een leuke afsluiting van alweer een mooie zonnige dag.

Vrijdag 15 maart. Om 8.00 vertrokken wij vanuit het hotel in Sevilla via El Rocio naar het Doñana Nationaal park.
In El Rocio maken we een stop en dat is vooral om dit bijzondere plaatsje te kunnen bewonderen. Erg apart aan El Rocio is dat er geen verharde wegen zijn. Alle wegen zijn van zand. Daarnaast zie je hier niet alleen de lokale auto’s bij de cafés en winkels, je ziet er ook paarden ‘geparkeerd’ staan. Het paard wordt hier niet zozeer voor de toeristen gebruikt, maar juist voor dagelijks gebruik door de bewoners. Er zijn nergens verkeerslichten, borden, zebrapaden etc. Verder staat El Rocio bekend als pelgrimsplaats vanwege het beeld van de heilige Nuestra Señora del Rocio, ook La Blanca Paloma (de witte duif) genoemd. Met Pinksteren trekken vele honderdduizenden pelgrims naar dit plaatsje waar normaal ongeveer 1.200 mensen wonen. Op de maandag na het weekend wordt het Heilige Beeld uit de kerk gehaald en door het oude centrum rondgeleid door de ca. 80 genootschappen, die dwars door Doñana Nationaal Park naar El Rocio zijn getrokken.

Daarna vertrekken we naar het Nationaal Park Doñana ten westen van de Guadalquivir rivier aan de monding in de Atlantische Oceaan. Het park is vooral opmerkelijk door de grote diversiteit van de biotopen, vooral lagunes, moerassen, vaste en mobiele duinen en  bos.  Het is het thuis van bedreigde vogelsoorten.
Er is een van de grootste reigerkolonies in het Middellandse-Zeegebied alsmede de overwinteringsplek voor meer dan 500.000 watervogels per jaar.
Wij bezochten twee bezoekerscentra: El Acebuche en Las Rocinas. Hier kun je via wandelpaden naar uitkijkposten en dan maar hopen dat er wat te zien is. Vanuit El Rocio vertrokken we om 15.00 met 2 terreinwagens en konden we het grote park in. Daar begon het genieten.  Het eerste deel was nog bosrijk maar na een tijdje kwamen de velden in zicht. Doordat het langdurig had geregend in Spanje stonden deze onder water en zaten er volop vogels. De witte reiger, zowel groot als klein, de geoorde fuut, het doodaartje, de hop, de zwarte ibis en natuurlijk flamingo’s. Daarbij werd een derde bezoekerscentrum, José Antonio Valverde, aangedaan.
Na bijna 3,5 uur kwam er een einde aan deze prachtige rit en konden we moe maar voldaan de terugreis naar Sevilla inzetten. ’s Avonds bij het diner werd er nog met veel enthousiasme nagepraat over deze schitterende dag.

Zaterdag 16 maart. Alweer de laatste dag. Na het uitchecken ging de reis naar het witte dorp Osuna. Hier hadden we even de tijd om een kopje koffie te drinken en het overdekte marktje te bekijken. Vandaar ging de reis naar Antequarra waar we de lunch genoten in Plaza de Toros La Espuela. Dit restaurant is gevestigd in de stierenvechterarena en was daarom een extra leuke ervaring. En het eten was uitstekend.

Ondertussen was het alweer 14.00 uur en begonnen we aan het laatste deel van het programma. Omdat we de eerste dag door tijdgebrek niet naar de Dolmen grotten konden, vertrokken we daar als eerste naar toe. Het zijn pre historische grafkamers, maar er was niet zoveel te zien en we hadden het dan ook snel bekeken. We vertrokken richting Villaneuve de la Concepción voor een bezoek aan de kalkrotsformaties van Torcal.
Het imposante landschap van het natuurpark El Torcal wordt gevormd door de kalkstenen rotsformaties die miljoenen structuren herbergen, ontstaan door de geleidelijke erosie van enorme kalkstenen blokken. De rotsen vormden hier oorspronkelijk de zeebodem en zijn in miljoenen jaren langzaam veranderd. De plek wordt als uniek beschouwd in Europa. El Torcal was ook de woonplaats van de prehistorische mens. We konden via een aantal paden rond lopen, maar  niet door iedereen. Dit was te zwaar en ook te koud, want ondertussen was het weer veranderd en een koude wind en regen maakte het niet meer zo aangenaam.
Om 15.30 uur was het tijd om te vertrekken richting vliegveld Malaga voor de terugvlucht naar Weeze.

Op het vliegveld namen Helmie en Michel Cornelissen afscheid van de medereisgenoten, want zij bleven nog een weekje in Malaga.
Jaap en Janna Korten en Ben van Uden worden bedankt voor de organisatie van deze prachtige reis.