Kweekervaringen met de kuifhoenderkoet
Chauna torquata (Oken, 1816)
Tekst door Hennie Grolleman
Uit Aviornis International, februari 2006, nummer 187
In het najaar van 1999 kwamen mijn vrouw en ik bij een handelaar een groep van ongeveer 20 stuks Kuifhoenderkoeten tegen. Wij vonden het beiden zulke aparte vogels dat wij korte tijd later besloten er een koppel van aan te schaffen.
Thuis gekomen hebben wij ze losgelaten in een flinke ren met daarin een grote vijver. Op zich leverde dit geen probleem op met de andere watervogels. Maar na enkele dagen begon één van de twee kuifhoenderkoeten wat “verzwakt” over te komen. Na contact met de handelaar besloten wij ze binnen te doen in een hok van 3 x 3 meter. Volgens de handelaar zouden ze de grote weidse ruimte niet gewend zijn en zouden ze nogal stressgevoelig zijn. Met wat medicijnen door het water knapte de vogel gelukkig snel weer op en begonnen ze ook te eten.
Er zijn 3 soorten Hoenderkoeten; te weten, de Hoornhoenderkoet (Anhima cornuta), de Witwanghoenderkoet (Chauna chavaria) en de Kuifhoenderkoet (Chauna torquata).
Hoenderkoeten vallen onder de watervogels hoewel ze zich alleen bij erg warm weer zwemmend of wassend in het water begeven. Ze komen van nature voor in Zuid Amerika en zijn het nauwst verwant aan de Ekstergans.
Opmerkelijk daarbij is dat hoewel hun voedsel uit granen, gras en groenvoer bestaat, hun snavel dit niet doet vermoeden en meer weg heeft van die van een roofvogel dan van een gans.
In verhouding tot hun omvang zijn de hoenderkoeten erg licht vanwege de holle beenderstructuur, die veel groter is dan van de meeste andere vogels. Zelfs de beenderen in de tenen zijn hol. Een ingewikkeld systeem van luchtzakken onder de huid draagt hier tevens toe bij. Ondanks hun grote omvang, waardoor zij moeilijk op kunnen vliegen, zijn hoenderkoeten werkelijk meesters in de lucht, die op grote hoogte rondzweven en vaak uren achtereen op de vleugels blijven. Een ongewoon kenmerk vormen de veren, die namelijk niet in bepaalde velden groeien, maar over het gehele lichaam verspreid staan. Dit komt alleen maar voor bij struisvogels, pinguïns en muisvogels (bron: Soothill-Whitehead).
Een ander zeer bijzonder kenmerk aan de hoenderkoeten zijn de 2 sporen van circa 5 cm die op beide vleugels zitten. Deze sporen worden als wapens gebruikt tegen indringers vooral tijdens het broedseizoen.
De kuifhoenderkoeten worden ook wel screamers (gillen, gieren, krijsen) genoemd, dit vanwege hun luide gekrijs dat vooral tijdens het broedseizoen en vooral ’s morgens vroeg tot ver in de omtrek te horen is. Zo gauw één van de twee het gekrijs begint, volgt de ander meestal direct.
Daar de kuifhoenderkoeten bij ons altijd de aandacht trokken en wij er zelf ook nogal van gecharmeerd waren (ze hebben een aantal zeer bijzondere eigenschappen) besloten wij er in augustus 2001 nog een paartje van aan te schaffen. Met dit koppel hadden wij pech. Binnen een jaar gingen beide vogels dood en bleef de angst bestaan dat we ook nog eens één van de twee overgebleven kuifhoenderkoeten zouden verliezen voor wij er ooit mee gekweekt zouden hebben.
Toen er in 2002 en 2003 geen eieren kwamen en een handelaar ons erop wees dat beide vogels even groot waren en wij vast te maken hadden met twee vogels van dezelfde sekse, schrokken wij wel even. Bovendien was er volgens hem te weinig of geen referentiemateriaal bij de laboratoria aanwezig. Gelijk maar eens het onderzoekslaboratorium van de uitgevoerde DNA-testen gebeld.
Daar kreeg ik te horen dat zij wel over het juiste referentiemateriaal beschikten en dat ik er vanuit kon gaan dat hun gegevens betrouwbaar waren. Bleef bij mij de vraag of destijds bij de aanschaf van de vogels geen fout was gemaakt bij het insturen van de veren voor DNA-onderzoek.
Er viel maar één ding te doen en dat was opnieuw veren insturen voor geslachtsbepaling van de kuifhoenderkoet die het vrouwtje moest zijn. Ook deze test gaf aan dat het om een vrouwelijk exemplaar ging.
Later kreeg ik via de heer R. Kooy te horen dat er verschil zit in de ogen van het mannetje en vrouwtje. De buitenring van de iris van het oog van het vrouwtje is lichter gekleurd dan die van het mannetje.
In 2003 (het jaar van de vogelpest) hebben alle vogels bij ons wekenlang binnengezeten, wat de nodige gevolgen had op het lopende broedseizoen.
Tot onze grote vreugde zagen wij eind maart 2004 voor het eerst de vogels met elkaar paren. Dat gaf de burger moed. Intussen had ik een nieuw nachthok voor de kuifhoenderkoeten gemaakt en niet veel later zag ik ze daarin ook bezig met iets van een nest te bouwen.
Het vrouwtje begon uit te zakken en uit te zakken en uit te …… en u raadt het al: daar bleef het bij. Je wilt dat ei er wel uitkijken, maar het ging allemaal over.
In 2005 zakte het vrouwtje opnieuw flink uit en zag ik de vogels regelmatig paren. Ook werd op verschillende plekken nest gedragingen waargenomen maar weer duurde het me veel te lang en ik had de hoop al bijna opgegeven tot er op 1 mei toch een ei werd gelegd. Het 2e ei volgde op 3 mei waarna het broeden begon.
Op 5 mei ’s ochtends hoorden wij beide vogels fel schreeuwen. Toen ik even later ging kijken, bleek dat de kuifhoenderkoeten het aan de stok hadden met een stel Pacific Rotganzen die het hok ook wel als nestplaats zagen zitten. Hoe het gekomen is weet ik niet, maar één van de kuifhoenderkoeten bloedde aan een van zijn poten. Misschien wel per ongeluk veroorzaakt door de sporen van de andere vogel.
Ik kan me niet indenken dat de rotgans dit voor elkaar gekregen heeft. Want wat ik inmiddels al wel wist, is dat kuifhoenderkoeten hun nest zo fanatiek verdedigen dat ik ze niet ongewapend durfde te benaderen.
Mijn vrouw durfde al langer niet meer in de buurt te komen en liep er met een grote boog omheen. Waar ik bang voor was geworden, was dat door deze gevechten de pas aan gebroede eieren dermate geschud waren, dat mogelijke embryo’s afgestorven waren.
Ik heb de kuifhoenderkoeten vervolgens maar in hun ruime hok opgesloten zodat ze ongestoord konden broeden. Het vrouwtje bleek hoofdzakelijk te broeden en zij werd alleen tijdens het foerageren afgelost door het mannetje.
Tijdens het broedseizoen had ik ook opgemerkt dat er nog een derde ei was gelegd.
Na een broedtijd van 45 dagen (6,5 week!) was ik toevallig in de buurt van de kuifhoenderkoeten toen beide vogels stonden te schreeuwen en ik zag al snel waarom. Het vrouwtje was gaan staan en het eerste kuiken was geboren.
Het vrouwtje was vervolgens heel druk bezig het kuiken aan alle kanten op te poetsen tot een prachtig donzig kuiken. Het tweede ei was inmiddels aangepikt. De volgende morgen was het wachten geblazen tot ik het vrouwtje erop kon betrappen dat ze stond, zodat ik kon zien hoe het erbij stond. Tot mijn schrik bleek het net uit het ei gekropen tweede jong dood in het nest te liggen; waarschijnlijk onder een van de (grote) poten van de ouders terecht gekomen toen het net uit het ei gekropen was. Op zich een beetje vreemd als je zag hoe voorzichtig deze toch logge vogels omgaan met hun kuikens. Zwaar teleurgesteld zijn mijn vrouw en ik die dag toch maar weggegaan om ons geplande fietstochtje te maken.
Maar ons humeur was dusdanig aangetast dat het rondje fietsen danig werd ingekort zodat wij al midden op de middag weer thuis waren. De kuifhoenderkoeten bleken met het toch wel actieve jong naast het nest te staan en ik was eigenlijk wel benieuwd hoe het met het derde ei zat omdat ik niet het idee had dat er nog gebroed werd. Met een houten hark heb ik voorzichtig het ei naar mij toe gerold. Het voelde koud aan en viel door de dikke schaal moeilijk te schouwen. Voor de zekerheid toch maar in de broedmachine gelegd.
Het jonge kuifhoenderkoetje begon al snel aan blaadjes andijvie te pikken en begon goed te eten. Na enkele dagen was het derde ei nog steeds niet uitgekomen en na ongeveer een week besloot ik het maar weg te gooien. Voor de zekerheid luisterde ik nog even aan het ei en tot mijn stomme verbazing hoorde ik een piepgeluid. Na nog een dag was kuiken nummer drie met wat hulp alsnog geboren. De lange tenen stonden wat krom maar met wat tape zou dat binnen enkele dagen te verhelpen zijn. Het kuikentje heb ik onder de lamp gezet maar ik bespeurde duidelijk minder activiteit dan bij het eerste kuiken zeker wat het eten betreft. Ik besloot na twee dagen te proberen het bij de ouders te zetten.
Met mijn houten hark in de buurt om het kuiken te kunnen redden indien de ouders besloten onze “Calimero”, die ruim een week jonger en aanzienlijk kleiner was, zouden zien als vreemde eend in de bijt en hem zouden vermorzelen.
Voorzichtig zette ik Calimero in het hok.
Wat er toen gebeurde kon ik haast niet geloven. Druk snavelkwetterend kwamen beide ouders aangelopen waarna het vrouwtje voorzichtig naast Calimero ging zitten en zoals een mens een arm om de schouder van een medemens legt, zo legde het vrouwtje haar vleugel voorzichtig over Calimero heen. Het was werkelijk vertederend om te zien hoe dat kuiken opgenomen werd. Helaas heeft Calimero het niet gered. Hij nam nauwelijks voer op en na ongeveer een week ging hij dood. Het eerste jong komt nu net in de veren en is inmiddels een fors kuiken geworden. Wij hebben het kuiken met ringmaat 24 geringd.
Kuifhoenderkoeten blijven vogels die bijzonder zijn in zowel hun gedrag als hun uiterlijk en zullen altijd de aandacht blijven trekken van bezoekers. Ook al hadden ze niet voor nageslacht gezorgd, om voornoemde redenen zullen ze altijd in onze collectie aanwezig blijven.